vrijdag 25 maart 2011

Commanwijne : land van oude plantages,vissersdorpen en dolfijnen

Eerste uitstap in Suriname. Dennis laat ons Suriname proeven. Elk weekend leer ik bij. Ik blijf me verwonderen. Zo’n pracht van een natuur. In nog zo’n authentieke omgeving.
Een stijger aan Leonsberg. Boot met kapitein aan boord. Alle bemanning instappen.

Een  blauwrood gekleurd houten bootje brengt ons aan de overkant van de Surinamerivier. Naar een ander district. Commawijne. Land van vissersdorpen en oude plantages.
De rijkdom rondom de Surinamerivier is enorm. Aasgieren,flamengo’s,visarends,zilverrijgers. Ik voel me als een vogel in de lucht bij het zien van zo’n rijke biodiversiteit.
Iedereen haalt opgelucht adem. Na een week in de drukte van de stad,zien we eindelijk hetgeen wat we echt wouden zien van Suriname.

Groene omwalmingen houden het water van de Surinamerivier samen. Als een bunker hechten wortels zich in water. Houden het water tegen. Bouwen een huis voor dieren en planten die zich verschuilen tussen takken en wortels.

De Surinamerivier baant zich verder,wordt groter,dikker en breder. Ik ben groots,ik mond uit in een oceaan van water. De wind fluistert het verhaal van de zee in mijn oren en ik begrijp het. Ik zet me neer aan het uiteinde van de boot. Genieten. Voor me bewonder ik de zee. Eindeloos water omringt me. Een kleurenpallet van blauwschakeringen. Wow.

Verbazing. De motor van ons bootje fluistert zacht. Een hoog geluid wekt onze aandacht. Een dolfijn. Met zijn neus port hij de tegen de boot aan. Een vin boven water,een oog. Een dolfijn in het levendige,vrij water. ‘Ze willen spelen hé.’ Zegt Dennis. Maar wat wil een dolfijn eigenlijk zeggen als hij in de buurt van mensen nadert?

De dolfijn voelt zich letterlijk als een vis in het water. 10 fototoestellen in zijn gezichtsveld.
Met een sprong in de lucht maakt hij bogen over het water.  Van onze aanwezigheid heeft hij blijkbaar geen last. In stilte bewonderen we ondertussen een koppel dolfijnen. Het zijn er blijkbaar 2. Zalig toch J.

De motor van onze boot gromt. De dolfijnen zijn weg. Met een grote snelheid zetten we onze reis verder naar de overkant van de Surinamerivier.
Rust en werk. Vissersdorpje. We meren aan bij een houten steiger die lijkt te balanceren op kromme houten stammen. Manden vol met garnalen. Vissers die uitrusten aan de Surinamerivier.

Ik heb een wrang gevoel. Het lijkt alsof ik een indringer ben. In een rustig,vredig dorpje kom ik hier de toerist uithangen. Toch hangt er meer bescheidenheid in onze groep vergeleken met de grote ‘tourtravels’ die gegidst worden in een plaatselijk kerkje. Het kerkje is overwoekert met mensen. Ik ben slechts een passagier en wandel in stilte verder.

Rustig kijk ik rondom me. Twee meisjes op een fiets. ‘Hé nog bakra’s!’ zeg ik tegen Dennis. ‘Zo.’ Zegt Dennis. ‘Het zijn toch mensen van hier hoor Lize.’ ‘Hoezo dan?’ vraag ik. ‘Wel het zijn nakomelingen van de blanken die hier verbleven in de koloniale tijd.’
Van op hun fiets hoor ik ze plezier maken. Ze praten met een Surinaams accentje. Het klopt.
Het lijkt me zalig om hier als kind te mogen opgroeien. In een dorp waar alles simpel is. Waar er niet meer is dan een paar kleine winkeltjes,wat landbouw,een schooltje en een huisje hier en daar tussen een oerwoud van kokospalmen,bananenstruiken en bananenplanten.

Een wit oud,houten huisje. Een balkon en een terrasje met een tafeltje gevuld met sterappels. Een oude man met een wit,open hemd aan. Enthousiast wuift hij ons tegemoet. Hij wil ons wat vertellen over de geschiedenis van de koloniale tijd. Uit gastvrijheid biedt hij ons vers fruit van uit zijn tuintje aan. Een verse kokosnoot. Met een kapmes maakt hij hem open. Ik drink melk uit een kokosnoot. Precies zoals in de films.
‘Surinamers geloofden vroeger in de traditie dat als de vrouw in verwachting is,de man met een kapmes en een kokosnoot het geslacht kan voorspellen. Sloeg hij  recht op de kokosnoot,dan zou het een meisje worden. Sloeg hij met het kapmes langs de kokosnoot,dan zou het een jongen worden.’

Het witte,oude,houten huisje stamde nog af van uit de tijd dat er slaven werkten op deze plantages. Zijn bedovergrootmoeder heeft er nog in geleefd. En het is altijd in de familie gebleven. Het huisje is zijn rots. Het is een symbool voor de vele verhalen die zich hier afgespeeld hebben op de plantages. En die verhalen houdt hij levendig voor elke toerist. Geen enkele bakra die ontsnapt aan zijn verhaal.

Tegenover het huisje loopt er een laan van bomen. Met stevige,sterke takken. Vroeger werden die gebruikt als zweep. De kolonisten gebruikten die als straf voor de slaven. De geschiedenis van in die tijd leeft hier nog duidelijk. In suriname voel je nog altijd de tijd van de kolonie rondom je. Verhalen blijven hier levendiger dan ooit.

We reizen voort met ons bootje van Frederiksdorp naar Nieuw-Amsterdam. Een oud hollands landschap dat misplaatst is tussen palmbomen lacht ons toe. Brugjes tussen graslanden. Witte houten huizen in koloniale stijl.
We maken een wandeling op het warmste punt van de dag. Het zweet druppelt langs mijn hals naar beneden.

Een jongetje op een fiets. Een plastiek zakje met manja’s aan zijn stuur. Of wij er één willen kopen,vraagt hij. Hij spaart met het geld dat hij verdient voor een bal.
Dennis beloofd hem dat hij via de school van Annelore en Laura een bal zal sturen. Want daar gaat hij naar school. Ik koop een manja. Het stilt mijn honger.

Bananchips en een gek maïzenadrankje. Met deze twee typische lekkernijen sluiten we ons daguitstapje in commawijne af.
Dankbaar glimlach ik naar dennis. Genietend van de bananenchips.
Het was een heerlijke dag.

Liefs,
Lize.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten